Het dagelijks leven van Kawther Salam

  ..: Toespraak op de Universiteit van Barcelona :..
 
28 maart 2006

-> Home


Het nu volgende is de tekst van een toespraak die ik hield voor het college van professor Fina Birules aan de Filosofische Faculteit van de Universiteit van Barcelona in Spanje, op 28 maart 2006. Een vragensessie volgde hierop.



Goede morgen.
Het is mij een groot genoegen om vandaag met u hier te zijn in de Universiteit van Barcelona, voor een toespraak die is
georganiseerd door de Filosofische Faculteit. Ik wil in het bijzonder mijn oprechte waardering uitspreken voor u en voor de filosofische faculteit aan de Barcelona Universiteit voor deze uitnodiging.

In de volgende paar minuten zal ik u een beknopt verslag geven over mijn ervaring in het werken als journalist in het gebied van het conflict onder de Israëlische bezetting.

Ik werd politiek vluchteling in Oostenrijk als een direct gevolg van mijn werk als journalist in het conflictgebied gedurende de laatste 23 jaar. Maar, terwijl ik vandaag praat over mijn eigen ervaringen, ben ik geen uitzondering.

In feite is 't het geval dat journalistiek een beroep is van problemen overal. Als journalisten hun missie uitvoeren in de maatschappij en hun werk doen, als ze de schendingen van mensenrechten aan de kaak stellen, de corruptie, de schandalen in de officiële organisaties, regeringen en andere machtige groeperingen, zullen ze - als regel - problemen naar zichzelf toe trekken. In dit opzicht is er geen verschil tussen journalist te zijn in enerzijds een dictatuur en anderzijds in een democratie.


Het was mijn lot een vrouw te zijn, een verdedigster van de Mensenrechten, een vredesactivist en een journalist in het conflictsgebied, en te werken onder de Israëlische bezetting en hun onmenselijke militaire wetten, temidden van de conservatieve Arabische mannenmaatschappij waar de vrouwenrechten altijd worden geschonden. Het is heel moeilijk voor een vrouw om als journalist en zich in de frontlinie gesteld te zien tegenover mannen en de bezetting.
In 1984 begon ik mijn werk als journalist, het aan het licht brengen van schandalen in de sectoren van opvoeding en gezondheid in mijn thuisland. Ik herinner me nog de problemen die tot mijn familie kwamen als gevolg van mijn journalistieke werk. Het eerste
onderzoek dat ik publiceerde in het Al-Fajr Dagblad in Jeruzalem. Het ging over het martelen en het slaan van leerlingen van de basisschool en de middelbare school door hun leraren. De leerling Shaher Amero werd achtergelaten met een afgebeten oor nadat zijn leraar hem had gebeten omdat hij zijn wiskundeoefeningen niet goed maakte tijdens de les. Een andere leerling, Ali, van een andere school die gevestigd is op basis van Islamitische liefdadigheid, werd opgenomen in het ziekenhuis met een gescheurde lever nadat de leraar op zijn buik was gaan staan omdat hij zich misdroeg tussen de lessen.

In mijn verslag beschreef ik een totaal van 51 slachtoffers van marteling en mishandeling door verschillende leraren in verschillende scholen in Hebron. De titel van mijn verslag was "Leraren moeten voorbereid en gekwalificeerd zijn voordat ze op scholen gaan lesgeven". Nadat het werd gepubliceerd, bezocht een grote delegatie van het bureau van Algemeen Onderwijs mijn familie en eiste van hen mij te dwingen om een verontschuldiging aan de directeur van het Bureau van Onderwijs te publiceren die lid was van de meest invloedrijke familie in Hebron, in dezelfde krant. Ik heb geen verontschuldigingen aangeboden.


De volgende dag bedreigden de leraren mijn vader en mij. Ik vroeg hen om legale stappen te ondernemen en een aanklacht tegen mij in te dienen, en stelde duidelijk dat ik mij niet zou verontschuldigen zelfs al zou de minister en zijn vader mij smeken om dat te doen.Marteling en misbruik van studenten op school bij hun leraren is nog steeds gewoon in Arabische en andere arme landen.
   
De ernst en veelvuldigheid van mijn problemen nam toe met het begin van de eerste Intifada in 1987, toen ik begon het criminele gedrag en de schendingen van de mensenrechten door de Israëlische bezetting in de West-Bank aan de kaak te stellen, en diverse gevallen te onderzoeken van Israëlische seksuele intimidatie tegen Palestijnse vrouwen, die werden vastgehouden in de Israëlische gevangenissen. Enkele van deze gedocumenteerde gevallen van seksuele intimidatie met verdere informatie kunnen worden gevonden op mijn website.

Tijdens vredestijd werkte ik gewoonlijk in Hebron, dat wordt beschouwd als een van de gevaarlijkste gebieden voor journalisten. Hebron zelf - een stad met 132.000 Palestijnse inwoners - wordt omgeven
in het noorden, oosten en zuiden door het aangrenzende Gebied C, dat onder volledig Israëlische controle staat, met nederzettingen, omleidingswegen en controleposten die de stad in een wurggreep houden.

Terwille van ongeveer 400 gewapende joodse kolonisten - meestal Amerikanen - van de Kahana terreurbeweging; werd de stad Hebron verdeeld in twee zones: 92.000 Palestijnse Hebronieten kwamen onder Palestijnse jurisdictie in Gebied H1, en 40.000 Palestijnse Hebronieten kwamen onder rechtstreeks gezag van de Israëlische bezetting in Gebied H2, waar ik woonde. Om deze 400 joodse extremisten te beschermen, zijn er ongeveer 5000 Israëlische soldaten permanent gelegerd in Hebron.

De joodse kolonisten van Hebron zijn fanatieke extremisten, zelfs naar Israëlische normen. Ze plunderen regelmatig Palestijnse winkels, snijden elektriciteits- en waterleidingen af, beschadigen auto's en vallen dagelijks schoolkinderen aan. Hun pesterijen nemen altijd toe op vrijdag en zaterdag, het joodse weekend.

De joodse rabbi Rav Leor, die in Kiryat Arba woont - een van de grootste joodse nederzettingen aan de ingang van Hebron - onderwijst de joodse kolonisten in religieuze beginselen. Rabbi Leor zei verschillende malen tegenover de media, dat de meeste rabbijnse autoriteiten "uit het verleden en het heden van mening zijn dat de levens van niet-joden niet dezelfde heiligheid genieten als de levens van joden", "de uitroeiing van niet-joden", verklaart hij, "is een gevestigd principe in de joodse theologie". In 1994 werden 29 godsdienstbeoefenaars in de Ibrahimi Moskee in Hebron afgeslacht door de joodse kolonist Baruch Goldstein, een joodse terrorist uit New York, en honderden werden gewond in de erop volgende schietpartij door de militairen. Rabbi Leor stond volledig achter dit bloedbad.

In 1997 - gedurende vredestijd - bezette het Israëlische leger het dak van mijn huis in Hebron. Op 31 december 2000 doodden ze mijn buurman Nayef Abu Dahoed, die op de eerste verdieping van mijn huis woonde. Mr. Abu Dahoed had aangedrongen bij de soldaten die gelegerd waren op mijn dak, dat ze moesten ophouden met zijn vrouw te pesten en uit te schelden, en haar een hoer te noemen. De soldaten waren in de ochtend haar slaapkamer binnengegaan, een van de soldaten liet zijn penis zien en zei dat "dit beter is dan wat je van je man krijgt". De soldaten reageerden bijzonder kwaad op zijn aandringen en vermoordden hem.

Naziha Abu Dahoed, mijn buurvrouw, rende weg en zakte in elkaar op straat na dit incident. Ze werd vervolgens overgebracht naar een ziekenhuis in Jordanië voor psychische behandeling.

De dagelijkse confrontatie van mij met de Israëlische soldaten en kolonisten nam toe op straat, thuis en tijdens werktijd. Ze noemden mij teef en heks, en beledigden mij op schandalige wijze, Bij mij thuis gooiden de soldaten voortdurend hun uitwerpselen en urine op mijn opgehangen kleren. U kunt meer beschrijvingen (en foto's) van dit walgelijke gedrag vinden op mijn website.

De soldaten hielden er niet van mij te zien werken en verslagen te maken in de stad. Verscheidene keren heeft het Israëlische leger mij gearresteerd zonder reden. Hebron is altijd een gevaarlijke plaats geweest voor journalisten.

Vele journalisten werden doodgeschoten, andere journalisten werden geslagen of in de gevangenis gegooid voor maanden  zonder aanklacht, bedreigd, lastiggevallen en het land uitgezet. De Israëlische soldaten arresteerden ons gewoonlijk tijdens vuurgevechten tussen de criminele kolonisten en de Palestijnen. De soldaten vernielden gewoonlijk onze uitrusting, camera's en films, en arresteerden ons zodat we niet zouden zien en verslaggeven, wat ze aan het doen waren.

Het conflict tussen de Israëlische soldaten en mij was zo hoog gerezen dat het tot een explosie kwam nadat ik had gefilmd dat de Israëlische soldaten hun lege flessen vulden met hun urine en Palestijnse kinderen en gezinnen het bevel gaven dat op te drinken. Enkele soldaten mengden echte Coca Cola met urine en boden dat kleine kinderen aan om te drinken.

Ik diende meer dan 300 aanklachten in voor seksuele intimidatie (en aanranding) tegen de Israëlische militairen, op het Israëlische politiebureau, sinds 1997 - 2000.
De hoofdcommandant van het Israëlische politiebureau, Efi Ardity, leverde commentaar op mijn werk en aanklachten. Hij zei dat ze geen missie van de Verenigde Naties waren om de joden en de Palestijnen van elkaar te scheiden in Hebron. Hij zei dat ze er waren om de aanwezigheid van de joodse kolonisten in stand te houden en hun belangen te beschermen, wat ze ook deden.


Ik slaagde erin een kopie van deze aanklachten te verkrijgen en ik hoop dat ik een strafzaak tegen hun kan beginnen aan het Internationale Strafhof te Den Haag, of een andere justitiële instelling.
De Israëlische politie stelde verscheidene keren een onderzoek in naar mij voor wat ik had gepubliceerd in de kranten, omdat onder de militaire wet journalisten geen vrijheid van meningsuiting hebben. De waarheid aan het licht brengen wordt door de Israëlische politie beschouwd als een misdaad. Kolonel Amnon Cohen bedreigde mij met de dood nadat ik een verhaal had gepubliceerd over zijn soldaten die een Palestijnse boerderij vernielden uit wraak tegen de eigenaar ervan.


De dagelijkse confrontatie tussen mij en de bezetting was niet het enige probleem dat werd veroorzaakt door mijn werk als journalist. Ik had ook te maken met vele problemen met de Palestijnse Autoriteit en de burgemeester van de stad Hebron nadat ik enkele van zijn corruptieschandalen aan het licht had gebracht. Ik werd zwaargewond nadat de zoon van burgemeester Al-Natsheh mij de trap van het gemeentehuis afgooide. Ik had een artikel gepubliceerd over hun aandeel in de dood van 29 vrouwen die werkten in een fabriek, die opereerde op basis van oneigenlijke toestemmingen, verleend door de burgemeester en het ministerie van handel.

Ik had ook te maken met de religieuze extremisten van Hamas, met de mensen van Fatah, van president Arafat's kantoor, en anderen. De hele lijst van de mensen en de facties waarmee ik conflicten had zou zich uitstrekken buiten het bereik van deze toespraak.

Gedurende de vorige jaren is de hele stad Hebron onder militaire bezetting gekomen, en getransformeerd in een grote, afgesloten gevangenis. Alle toegangswegen naar de oude stadskern van Hebron zijn afgesloten door een militair bevel; de Israëlische strijdkrachten bevestigden metalen platen en ijzeren poorten op de toevoerwegen. Deze nieuwe maatregel gaf de mensen die in het stadsdeel woonden geen toegang. Het afsluiten van de stad met ijzeren poorten is een duidelijk geval van volkerenmoord. De Palestijnse burgers van de oude stadskern worden nu opgesloten in hun huizen.

In de bezette gebieden wordt de wet voortdurend overtreden: er is de schending van Volkerenrecht, schending van ontelbare resoluties van de Verenigde Naties, schending van de Conventies van Genéve, schendig van de meest basale menselijke principes, en zelfs schending van de wetten van Israël. 85 procent van de Palestijnen in Hebron leven onder de armoede-grens. Er is daadwerkelijke hongersnood onder de kinderen. De mensen leven onder voortdurend uitgaansverbod, vaak gedurende meerdere weken aaneengesloten. Scholden zijn gesloten, winkels zijn gesloten, de deuren en ramen van huizen vergrendeld met ijzer. De mensen moeten dagelijks militaire
overvallen doormaken, massa-arrestaties en martelingen. Gedurende "normale" tijden wordt de stad verklaard tot militair gebied onder uitgaansverbod om 6 uur 's avonds.

Wat in Hebron en de bezette gebieden wordt afgedwongen, is de
bezettingswet die de grondslag vormt voor tirannie en grootschalig onrecht waaronder de oorspronkelijke Palestijnse bevolking heeft te lijden en dit moet uithouden gedurende meer dan 39 jaar zogenaamde "vredes"-tijd.

Israël vaardigde een militair bevel uit om 22 gebouwen te slopen in het oude stadsdeel ten oosten van de Abraham Moskee in 2002, om een nieuwe weg aan te leggen voor de joodse gelovigen uit de illegale nederzetting Kiryat Arba. In augustus 2004 werden deze gebouwen gesloopt en de geplande gelovigenweg werd aangelegd. Maar de Israëliërs waren nog steeds niet tevreden: Op dinsdag 6 december 2005 begonnen ze deuren en ramen van Palestijnse huizen te blokkeren die uitzicht gaven op die weg die werd aangelegd op de ruines van historische gebouwen om de illegale Kiryat Arba nederzetting te verbinden met de Abraham Moskee.

Het afsluiten van de deuren en ramen van de Palestijnen terwijl die in deze huizen wonen is een schending van de Mensenrechten en een duidelijk geval van volkerenmoord.

Van maart tot mei 2001 werden 1289 scholen gesloten in de bezette gebieden.
Openbare diensten zoals water zijn in snel temp verslechterd gedurende de Intifada. In Hebron lijden 80 procent van de kinderen aan buiktyfus en ziektes die verband houden met amoebe-infecties.

In Hebron kreeg elke buurt iedere 60 dagen gedurende slechts drie uur water, terwijl de joodse nederzetting het Palestijnse water stalen. Deze situatie veroorzaakte een acuut watertekort met buiktyfus als resultaat en besmetting met amoeben en ziektes die daar het gevolg van waren werden verspreid in het zuidelijk deel van Hebron, zelfs nog vóór de Intifada, tengevolge van het besmette water.

Voordat de Intifada begon, hielden Israëliërs gebied H2 van Hebron onder controle gedurende 123 dagen. 1500 Palestijnse winkels werden gesloten in de stad Hebron door militaire bevelen, en meer dan 300 strafklachten tegen de kolonisten en het leger dat de winkels leegstalen tijdens het uitgaansverbod, werden aangeboden aan het plaatselijke Israëlische politiekorps door Hebronitische mensen.

Honderden Palestijnse huizen in Hebron (onder
controle van de bezetting) werden verboden te worden herbouwd door militaire bevelen. Enkele families werden gedwongen hun huizen te verlaten door het leger en politiemacht.

Een half miljoen Palestijnse kinderen werden weerhouden om de vereiste inentingen te krijgen, dit was te wijten aan de sluitingen en de Israëlische invasies.

Er zijn 140 bekende gevallen van de dood van Palestijnen, te wijten aan nierziektes, kanker en zwangerschappen bij de Israëlische controleposten (checkpoints). Vóór de Intifada zijn er tenminste 14 gevallen bekend van vrouwen die moesten bevallen bij de controleposten, en 8 van deze geboorten had de dood van de pasgeboren baby's tot gevolg.

Halemeh Al Alol uit Halhol beviel van haar baby en verloor het aan de Israëlische grens bij de ingang van Hebron in 1999, nadat de Israëlische soldaten haar verboden het gebied in Hebron binnen te gaan dat onder controle stond van de Palestijnse Autoriteit, om het ziekenhuis te bereiken.

Maar iedereen moet begrijpen dat ieder die leeft onder de bezettingsterreur, uiteindelijk zal leren zelf terrorist te worden. De zelfmoordactivisten zijn gekomen als resultaat van de bezetting, de frustrerende situatie en als persoonlijke wraak op wat de militaire bezetting hun gezinnen in de West-Bank en de Gazastrook aandeden.

Ieder jong persoon die meemaakte dat hun broers gedood werden, hun vader gearresteerd en mogelijk het huis van zijn gezin gesloopt door de bezetters, zal geen enkele andere weg vinden om zijn woede tot
uitdrukking te brengen dan door zichzelf te doden, in de hoop enkele van zijn vijanden mee te nemen met hem in zijn daad. De zelfmoordactivisten zullen hun familie of gezin niet inlichten over hun beslissing, in de meeste gevallen.

De Palestijnen vechten op een manier die vrede zal brengen, gerechtigheid, vrijheid en onafhankelijkheid. De Israëlische regering vecht op een manier die de bezetting in stand zal houden, de schending van de mensenrechten en het bouwen van joodse nederzettingen. De Palestijnen vechten niet om Israël te vermorzelen, maar ze vechten zo dat ze niet vermorzeld zullen worden door de bezetting.

Ik begrijp niet waarom de Verenigde Staten en Europa doorgaan met de terreur te steunen die gepleegd wordt door de bezetters en de corruptie van de Israëlische samenleving door middel van hun steun, terwijl de oplossing van het conflict heel eenvoudig is: Stop alleen de bezetting en het bouwen van de nederzettingen.

Zeven jaar voordat de laatste Intifada uitbrak, leefden de Palestijnen in de bezette gebieden onder de krijgswet die de ergste aspecten behelst van de Britse Mandaatwet, de Turkse Wet uit de tijden van het Ottomaanse Rijk, en de Israëlische Krijgswet, die meestal hoe dan ook, geen enkele consideratie hebben betreffende rechtvaardigheid en menselijke
aspecten.

Ten eerste, onder heerschappij van de Israëlische Hoge Raad, is het legaal om gebruik te maken van marteling, "elke soort marteling" in Israël. In feite is dit wat gebeurt in honderden gevallen: Palestijnen die zijn gemarteld door de Israëlische autoriteiten.

Op 6 september 2000 deed ik onderzoek naar de schendingen van mensenrechten onder de krijgswet van de bezetting. Ik bezocht de militaire rechtbank in Adoraym, net buiten Hebron. Bij de ingang van deze rechtbank vond ik dat de advocaten ter verdediging, stonden achter geblokkeerde deuren in onaangename omstandigheden. Ze werden gedwongen te staan temidden van stinkende afval en onder de brandende zon, zonder enige beschutting.

Teneinde een bericht naar de rechtszaal te sturen, die op honderden meters afstand van hen was, moesten de advocaten keihard schreeuwen als ze tussenbeide wilden komen voor hun cliënten. Toen ik deze situatie zag had ik heel sterke gevoelens van onrechtvaardigheid en vernedering. Ik stelde voor dat de advocaten luidsprekers mochten vasthouden om de rechtbank functionarissen te kunnen roepen de volgende keer. Een advocaat antwoordde op mijn voorstel "We hebben verschillende keren geprotesteerd, maar niemand luistert naar ons. We moeten onze plicht doen, anders zal onze cliënt verliezen".

Nadat ze meer dan een half uur hadden geschreeuwd en geroepen naar de functionarissen van de rechtbank, kwamen er vier soldaten. Ze bevalen de advocaten de rits van hun broek te openen, hun schoenen uit te doen en elk stuk metaal aan hen te geven. Toen begonnen ze de zakken van de advocaten te onderzoeken met de hand en met behulp van elektronische apparaten.

De ruwe manier waarop, zoals ik merkte, de Palestijnse advocaten werden behandeld buiten de rechtszaal, weerspiegelde de situatie in de rechtszaal, inclusief de algemene minachting voor het begrip van de mensenrechten van de verdedigers.

Binnen in de rechtszaal werd een zitting gehouden om verschillende redenen, maar ik was daar om de echte feiten uit te zoeken achter de 71 aanklachten van seksuele intimidatie die ingediend waren door een kolonistenvrouw tegen Palestijnse jongeren.

In Hebron hoeft een jonge man alleen maar te lopen in het gebied onder controle van de Israëlische bezetting, en te kijken op een "normale" manier naar een joodse vrouw, om zichzelf terug te vinden in een militaire rechtbank onder beschuldiging van seksuele intimidatie. Deze aanklachten zijn slechts nog een manier om problemen te veroorzaken voor de Palestijnen en hen te dwingen om te stoppen met het gebruik van het centrale gedeelte van de Al-Shuhada straat op hun weg naar en van hun huis. Deze straat is volledig afgesloten voor de Palestijnen.

Op die dag beslisten de rechtbankautoriteiten, achter gesloten deuren, de rechtszitting van de zaak over seksuele intimidatie te vertragen, de zaak die ik volgde. De reden van de vertraging was mijn aanwezigheid in de rechtszaal.

Toen ik de advocaat-generaal vroeg hoe ze hun besluit hadden genomen zonder een officiële zitting te houden - ging hij naar binnen en sloot de deur achter hem.

Na korte tijd bracht de politie drie Palestijnen van de rechtbankgevangenis in de rechtszaal.

De gevangenen herkenden mij en één van hen zei:"Schrijf alsjeblieft over de slachtoffers van de krijgswet. Gedurende 17 rechtszittingen houdt de rechter mij vast zonder enige aanklacht. Ze hebben mij
in de gevangenis gehouden gedurende 18 maanden onder slechte omstandigheden. Geen eten, geen thee of koffie, geen medicijnen, geen pauze. Ze doden ons voor geen enkele reden. Mijn advocaat wordt niet gerespecteerd door de autoriteiten van de rechtbank; hij mag niet pleiten van de autoriteiten van de rechtbank. Hij mag alleen deelnemen aan de zitting en een goedkeuring geven aan de resultaten, omwille van de rechtbank een stempel van legitimiteit te verlenen. Ik verzocht aan de rechter of ik een Israëlische advocaat kan krijgen zodat die kan redetwisten met hen, dat is mijn recht. Maar de rechter luistert niet naar mijn eisen". De politie onderbrak dit gesprek en schreeuwde naar de gevangene.

Wat ik waarnam in het militaire gerechtsgebouw, kan geen recht worden genoemd. Het is koloniale tirannie, een schending van de wetten van
menselijkheid, en zelfs ook nog een schending van de Israëlische krijgswet zelf.
In 2002, toen ik van Ierland terugkeerde, weigerde de Israëlische bezetting mij het recht om mijn huis in Hebron binnen te gaan; ze weigerden de vernieuwing van mijn Israëlische perskaart, blokkeerden mijn huis en gooiden me Hebron uit, om de fanatieke Amerikaanse kolonisten blij te maken. Ze zeiden dat ik de reputatie van de Israëlische Staat had beschadigd in Ierland volgens een verslag dat ze hadden ontvangen van de Israëlische ambassadeur.

Ik vraag me af welke schade ik had toegebracht aan de Staat Israël. In Ierland was ik een van de vijftien organisatoren van de Internationale Conferentie, die het opnam voor de verdedigers van de Mensenrechten. Afgevaardigden van meer dan 120 landen namen deel met ons aan deze conferentie, inclusief de Verenigde Staten en Afghanistan. De ambassadeurs van deze landen waren ook uitgenodigd. Tijdens de conferentie bracht ik een verhaal aan het licht over de verkrachting van een jong kind, Sawsan Abu Turki, op de eerste dag van haar gevangenneming. Ik eiste van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties, Mej. Mary Robinson, om deze zaak te onderzoeken.

Sawsan Abu Turki uit Hebron was 9 jaar oud toen ze werd aangevallen door Israëlische soldaten toen ze op weg naar huis was. De Israëlische soldaten hielden het kind tegen op weg naar huis. Bij een controlepost liet een van de soldaten Sawsan doorgaan, maar de volgende zei "nee" en beval haar terug te gaan. Het kind weigerde terug te gaan. De soldaat duwde haar op de grond en begon haar te schoppen en op haar hoofd te slaan met de kolf van zijn geweer. Sawsan werd overgebracht naar het ziekenhuis in een staat van coma. Het kind bracht 5 dagen door in het ziekenhuis en had voortdurende pijn en hoofdpijn terwijl ze in het ziekenhuis lag. Toen ze ontslagen werd uit het ziekenhuis had ze nog steeds hoofdpijn en leed aan zwaarmoedigheid, en ze was niet in staat nasar school te gaan of nog te leren. Ze herinnerde zich alleen nog maar het incident met de soldaten, de hele tijd, gedurende meer dan een jaar.

Op 6 september 2001 zag ik Sawsan op de Oude Markt in Hebron. Ze droeg niet haar schooljurk. Na een tijdje kreeg ik een telefoontje: "Sawsan heeft geprobeerd een soldaat te doden op de Oude Markt". Sawsan's vriendinnen bevestigden dat ze de school verlaten had met haar kleren aan. Haar vader was verbaasd toen hij het nieuws hoorde, hij vroeg zich af waar zij het mes vandaan had gehaald dat ze bij zich had gehad.

De ooggetuigen van de Oude Markt zeiden dat Sawsan een mes had gegooid naar een militaire patrouille die zijn ronde deed in de oude markt, en ze rende daarna weg om zich te verbergen in de dichtstbijzijnde winkel.

op de eerste dag van haar arrestatie werd Sawsan tweemaal verkracht door de Israëlische politie. Ze werd verboden om bezoek te ontvangen. Tijdens haar verhoor in de militaire gevangenis van Beit Il waren haar handen vastgebonden en was ze achter ijzeren tralies geplaatst. Het kind werd aangeklaagd en moest terechtstaan wegens poging tot moord op een Israëlische soldaat.

Ik bracht het verhaal van Sawsan's verkrachting door de Israëlische politie, naar de Hoge Commissaris van de Mensenrechten, Mary Robinson. Het verhaal van haar psychologische geval, dat ik publiceerde in de media, dwong de rechter haar op borgtocht vrij te laten, een borg van 15 duizend shekel (ongeveer vierduizend dollar of 3500 euro) totdat verdere procedures en een definitieve beslissing zou worden bereikt in de militaire rechtbank van Beit Il.

De illegale Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden heeft de basale mensenrechten geschonden van Palestijnse kinderen. Alle schendingen die gepleegd werden door de Israëliërs tegen Palestijnen tijdens de laatste tientallen jaren - variërend van martelingen tot illegale moorden, tot uitzetting, de toegang tot medische behandeling ontzeggen, discriminatie, vernieling van de huizen en kostwinning van Palestijnse gezinnen - hebben alle een buitenproportioneel effect op de kinderen van Palestina.

De Verenigde Naties Conventie van de Rechten van het Kind garandeert de fundamentele rechten van alle kinderen. De staat Israël heeft gewillig deze overeenkomst ondertekend en goedgekeurd in oktober 1991. Sinds die tijd is Israël niet alleen in gebreke gebleven zich te voegen naar de voorzieningen van deze conventie, maar heeft consequent en systematisch op alle mogelijke manieren de rechten van Palestijnse kinderen geschonden.

Ik wil iets vragen: Is er enig evenwicht binnen de Amerikaanse buitenlandse politiek in het Midden-Oosten? Hebben beide naties, Israëliërs en Palestijnen, gelijke rechten onder de nieuwe Amerikaanse wereldorde? Is de huidige situatie in Israël
hetzelfde als de huidige situatie in de West-Bank? Hebben de Verenigde Staten de macht - of de wil - om Israël te dwingen de resoluties van de Verenigde Naties te respecteren? Willen de Verenigde Staten en Israël werkelijk vrede in Palestina en het Midden Oosten? Zou er ook maar iemand, waar ook ter wereld, graag verder willen leven onder de bezetting gedurende 36 jaar, of als een vluchteling voor meer dan 55 jaar? Zonder erg ver te hoeven zoeken, wordt het duidelijk dat de antwoorden op al deze vragen ontkennend zijn.

Ik heb het vorige Amerikaanse verslag over schendingen van de mensenrechten gelezen. Er was niet één zin bij over de schendingen van de mensenrechten van Palestijnen. Het verslag ontkende ook de schendingen van de Mensenrechten die begaan waren door de Amerikanen zelf in Irak, Afghanistan, Guantanamo en andere plaatsen in de wereld.

Eigenlijk wil de Verenigde Staten de kaart en de politieke geschiedenis veranderen van het conflict in het Midden Oosten. De nieuwe wereldorde is gebaseerd op tegenstrijdige normen. Het verhaal van terroristische acties, Al Qaeda, Osama bin laden, Zarqawi en de toenemende haat tegen Moslims zijn allen aangesticht door de Amerikaanse CIA. De Amerikaanse regering wil de echte ramp bedekken die ze zichzelf hebben toegebracht door Irak te bezetten, zodoende bedenken ze steeds het verhaal van terreur en Al Qaeda. Ik denk niet dat zo'n stomme man als Osama bin Laden zal "vechten" tegen de machtige Verenigde Staten zonder toestemming van de CIA. Osama bin Laden is niet een klein naaldje dat verloren is in de woestijn. De Verenigde Staten hebben alles wat ze nodig hebben om Osama bin Laden te pakken, als ze hem echt willen. Als hij tenminste werkelijk bestaat.

Tenslotte: het voortdurend leven onder de bezetting en de Intifada heeft een ware ramp gebracht aan ons volk en de Israëliërs. Palestijnse vrouwen vormen de demografische groep waarin officieel de minste doden vallen, na de Israëlische kinderen. Zijn Palestijnse vrouwen dan de volwassen winnaars in dit conflict? Nee, vrouwen verliezen hun leven in een andere voortdurende en wrede oorlog tussen Palestijnen en Israëlische joden, die tevens de strijd is tussen het patriarchaat en vrouwenrechten. Maar vrouwen verliezen hun leven gewoonlijk veel langzamer. In een veel minder opvallende en zeer verschillende manier, dit wordt zelden getoond in officiële of zelfs onofficiële statistieken.
 
De Palestijnse maatschappij is 50 jaar teruggezet. De sociale ziektes nemen toe. Het doden van vrouwen en jonge meisjes is toegenomen. Meer dan 60 jonge meisjes werden gedood in Palestijnse steden vorig jaar, vanwege kwesties van familie-eer.

Deze moorden in koelen bloede worden gerechtvaardigd door hun eigen gezinnen, broer, vader of moeder of familieleden, of soms zelfs extremistische religieuze schutters, omdat ze praatten met een man in de universiteit, een kop koffie dronken met een vriend of verliefd geworden op een vriend, of omdat ze gedwongen werden buitenshuis te slapen vanwege de Israëlische grenzen...

De huwelijksleeftijd ligt in Palestina tussen 14 en 18 jaar. Tijdens de Intifada werden de meisjes verplicht de school te verlaten en te trouwen op deze jonge leeftijd. Dit probleem deed de gevallen toenemen van slaag van, en scheidingen met, hun jonge echtgenoot en veroorzaakte negatieve consequenties voor de vrouwen, daar gescheiden vrouwen een beperkt leven leiden in onze maatschappij.

De nieuwe generatie van Palestijnen die leden onder de Intifada wordt aangetast door diepe psychische stress. Ze zijn een hopeloze generatie, aangetast door haat, wraak, analfabetisme en geweld. Dit zal ons beïnvloeden voor de volgende vijftig jaar.    

In Israël lijdt op dezelfde tijd de burgermaatschappij onder de aanwezigheid van de Israëlische bezetting in de West Bank. Vele gezinnen hebben hun kinderen, moeders, vaders.... verloren door zelfmoordaanvallen. De arme mensen lijden eveneens in Israël vanwege het stoppen van de sociale uitkeringen, ten dienste van het bouwen van nieuwe nederzettingen, en de cijfers van werkeloosheid in Israël zijn erger geworden.



-> Home